Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Die zeide tot zijn moeder: De duizend en honderd [2]zilverlingen, die u ontnomen zijn, om dewelke gij [3]gevloekt hebt, en ook [4]voor mijn oren gesproken hebt, zie, dat [5]geld is bij mij, ik heb dat genomen. Toen zeide zijn moeder: [6]Gezegend zij mijn zoon den HEERE! 2. Zie Gen.20:16. 3. Te weten, den dief, die ze u mocht hebben ontnomen. 4. Zodat ik den vloek zelf gehoord heb. Hierdoor schijnt hij bewogen te zijn tot bekentenis en wedergeving. 5. Of, zilver. 6. Zover is het vandaar, wil zij zeggen, dat ik u, mijn zoon, dien vloek zou toedenken. Ten aanzien van u wederroep ik dien ganselijk.